Reacties uit websites Om Sions Wil

Member

 



 

 

gepost op 24/12/03 op 20:52

Edit Post

 

quote: Oorspronkelijk gepost door Orckie
iemand die een beetje thuis is in de refowereld die kan inschatten dat het boek van Van der Zwaag bedoeld is als een keiharde en meedogenloze aanval op de officiele leer van de GG. Dan vind ik de reactie van Ds. de Wit nog heel zo liefdeloos niet. Wel distantieert hij zich nadrukkelijk van het boek, en dat onderbouwt hij terdege.
ik meen vervolgens te signaleren dat mensen hier op het forum die eerst best pro-vanderZwaag waren, nu allerlei andere dingen in ds. De Wit zijn reactie gaan bekritiseren, om zo maar aan het belangrijkste voorbij te gaan: dat de kritiek van Van der Zwaag op de GG slecht onderbouwd is en van alle kanten rammelt. Het is een boek dat bedoeld is om verdeeldheid te zaaien en dat te vuur en te zwaard bestreden moet worden.




Beste Orckie,

Natuurlijk is het ieders goed recht om het oneens te zijn met Van der Zwaag. Dat recht heeft ook De Wit. Wél is het van belang dat:
a.) de kritiek onderbouwt wordt met argumenten,
b.) de kritiek uit liefde wordt geuit.
Daar is echter absoluut geen sprake van.

De kritiek wordt duidelijk niet onderbouwt met de juiste argumenten. Een paar voorbeelden:

- De Wit beschuldigt Van der Zwaag ervan de doodsstaat van de mens te loochenen. Bovendien zou Van der Zwaag de vrije wil van de mens propageren.

Daar is echter totaal geen sprake van. Enkele citaten mogen dit duidelijk maken:

"Zie voetnoot 5. Daar zegt auteur: “In mijn boek over Augustinus (1993) heb ik uitvoerig aandacht geschonken aan de strijd van Augustinus tegen de pelagianen en de semi-pelagianen. Het genade-karakter van de verlossing, waar Augustinus de nadruk op legde, is ook de inzet van dit boek. (Zie K. van der Zwaag, Augustinus, hoofdstuk 5, de strijd tegen het pelagianisme (Idem, p. 80-117)."

o “In dit boek zal aandacht worden geschonken aan de noodzaak van een levenskeus van de mens. Tot volwassenheid van de mens behoort ook diens geestelijke volwassenheid, dat wil zeggen het doen van een oprechte keus om tot eer van God de Schepper te leven en Hem te kennen door de Zoon Zijner liefde. Onder genoemde keuze verstaan we uiteraard niet de daad van de vrije wil, maar een door de Geest bewerkte vrijwillige keuze om voor Hem te leven en de zonden af te zweren.”

"Blz. 35: eerste alinea: vanuit de mens is er geen enkele redding meer mogelijk. (…) Eenzijdig van Bovenaf werd er hulp en redding geopenbaard voor een verloren mensdom."

"Blz. 182: Zondaren worden geroepen tot de plicht van het geloof, ze moeten tot Christus komen, maar tegelijkertijd kunnen ze niet komen tenzij Christus hen zelf trekt. We stellen dus dat de prediking des Woords zonder meer niet voldoende is en dient vergezeld te worden van een bijzondere goddelijke kracht van de Geest Die de wedergeboorte en bekering werkt."

"Blz. 186: Citeert met instemming Brakel: “Overeenkomstig deze natuur des mensen werkt God in de roeping, de Heere dwingt de wil niet tegen zijn dank, maar de Heere geeft het verstand ogen om geestelijke dingen geestelijk te kunnen zien, en door dat licht dringt de Heere door tot de wil, en neigt die tot de omhelzing van de gekende beminnelijke zaken, en raakt alzo én verstand én wil aan”.

- De Wit beschuldigt Van der Zwaag ervan de kennis aan de ellendestaat te ontkennen.
Is echter aperte onzin:

"blz. 31: De grootste ellende van de mens is dat hij zijn ellende niet beseft, zo luidt een bekende uitdrukking in bevindelijke kringen. (…) Kennis van de ellende doet de onrust van de mens beseffen en drijft uit naar het zoeken naar redding."

In interview met RD zei Van der Zwaag het volgende:

Binnen uw kerkverband is ooit gezegd: Mensen die de standenleer kritiseren, verzetten zich meestal tegen de noodzaak van de kennis der ellende als de weg waarin plaats komt voor Christus.

Dat ontken ik. Ik geloof zeker dat God Zelf plaatsmaakt voor de genade in Christus. Wat moet een mens doen met een Verzoener en Verlosser als hij geen last heeft van zijn zonde en ellende? Iets anders is hoe diep je ellendekennis moet zijn om tot Christus te mogen gaan. In grote lijnen zeggen onze oudvaders uit de 17e en de 18e eeuw dat je zo veel kennis van je ellende nodig hebt dat je wordt uitgedreven naar Christus. Bij hen lees je niet dat je eerst Gods eer meer moet liefhebben dan je eigen zaligheid en aan andere eisen moet voldoen voordat je tot Hem mag naderen. Een mens mag als zondaar de toevlucht nemen tot Christus. En door het geloof, dat een gave is van de Heilige Geest, wordt deze onmiddellijk gerechtvaardigd, waarna de strijd begin tussen de oude en de nieuwe mens. Dat is de boodschap van de brede gereformeerde traditie.”

Zo zou ik door kunnen gaan. Het is duidelijk dat De Wit zelf zich bezondigd aan het selectief selecteren. Op die manier maak je een karikatuur. Bovendien getuigt dit niet van al te veel liefde. Te meer niet als je kijkt naar de diverse 'flauwiteiten' die je in het artikel tegenkomt. Opnieuw enkele voorbeelden:

- Er is volgens De Wit geen sprake van een heldere probleemstelling.

Betekent dat hij de inleiding niet goed gelezen heeft

- De Wit vindt het onjuist te spreken over toestand van ellende en onrust. Waarom niet de staat van ellende, vraagt hij zich af.

Het woordenboek definieert deze begrippen echter als volgt: staat: 1. stand, toestand waarin iets of iemand zich bevindt of verkeert. Toestand: 1. staat, gesteldheid van iets of iemand, omstandigheden waarin men verkeert. Bovendien spreken oudvaders ook wel over de toestand van ellende en onrust

Ten slotte: De Wit speelt vader en zoon op een wel erg flauwe manier tegen elkaar uit. Behalve dat dit erg pijnlijk is, is dat ook onnodig. Houd het er gewoon op dat Baxter een onschriftuurlijke leer verkondigt en dat daarom Van der Zwaag deze niet als bron mag gebruiken. Dat is stukken eerlijker dunkt me.

In ieder geval een hartelijke groet,

Leonius

 

 

 

 

Refojongere

Super Poster

 




 

 

gepost op 26/12/03 op 14:08

Edit PostReply With Quote

 

 

 

quote:


Bovendien wordt nu reeds gezegd dat de mens in die bekering een onmisbare rol speelt en dat het werk van God en dat van de mens in een spanningsvolle eenheid naast elkaar staan. Zijn we, als we zo spreken, op gereformeerd grondgebied? Op de Dordtse Synode van 1618 hebben deze vragen ingrijpend, indringend en uitput-tend gespeeld. Ons is als kerk van Nederland een antwoord nagelaten in de Dordt-se Leerregels. Zouden zij ook zo gesproken hebben? Zou Van der Zwaag dat in het boek kunnen aantonen? Hebben onze reformatoren en Nadere Reformatoren ook in die zin gesproken: God wat en de mens ook wat? We laten de vragen nog even staan.



Ik denk dat je hier wel van gereformeerd grondgebied mag spreken. VdZ wil enkel zeggen dat in de bekering de mens volkomen betrokken is. Duidelijk had m.i. in zijn boek moeten uitkomen dat in de wedergeboorte/levendmaking de mens volkomen passief is, in die zin, dat de mens niet tegen kan werken, de Geest werkt immers krachtdadig en onweerstaanbaar door, eenzijdig Godswerk, waar niets van de mens bij komt.

 

quote:


Er komt dan echter een plotselinge wending. De schrijver merkt op: 'Al deze zaken zijn van belang omdat we, zoals we later zullen zien, ook het geloof moeten beschouwen als een daad van de wil, zij het van de door de Geest levendgemaakte wil. Zoals een mens geen stok en een blok is in het zondigen (Dordtse Leerregels 111/1V, 16), zo is hij het ook niet in het geloven. Wanneer we beide zaken niet leren, maken we in de eerste plaats God tot een oorzaak van onze schuld, in de tweede plaats zien we ook niet dat het geloof (mede) een daad van de mens zelf is.' Beseft Van der Zwaag dat dit alléén waar is voor de levendgemaakte wil? Dat er dan wat gebeurd is in een men-senleven? Laat hij hier het gewicht van Zondag 3 wegen: ganselijk onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, tenzij een mens door de Geest Gods wederom geboren worde? Uit het citaat van B. Wentsel, dat hierop volgt, is te vrezen dat Van der Zwaag voor de onbekeerde mens laat gelden, wat in de Schrift en de Leerregels van Gods levendgemaakte kinderen gezegd wordt. We laten het citaat, dat met instemming wordt aangehaald, volgen: 'Gods liefde voor de mens, ook voor de zondige mens, is weliswaar zeer groot, maar de mens heeft een eigen verantwoor-delijkheid in het al of niet aanvaarden van de liefde Gods. God neemt de mens deze beslissing niet uit handen'. Voor alle duidelijkheid: Wentsel plaatst dit citaat in het licht van de alverzoening. Het gaat te ver om Wentsel hier recht te doen in het licht van zijn hoofdstuk daarover. Hier gaat het om de wijze waarop Van der Zwaag dit citaat gebruikt. De mens heeft een vrije wil. Dat heeft hij willen benadrukken. En die wil geldt ook het geloven. De mens moet blijkbaar ook wat doen, namelijk Gods liefde aanvaarden.



Met het citaat van Wentsel, los van de context, is niets mis. Duidelijk is dat VdZ benadrukt dat het hier over de levendgemaakte wil gaat, dus dat de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat, daarmee de natuurlijke onwil en onmacht erkennend. Hoe kan De Wit dan zeggen dat VdZ een vrije wil leert, dat valt nergens uit op te maken. Ook in de rest van het boek stelt VdZ duidelijk dat de mens geen vrije wil heeft. De mens moet inderdaad wat doen: Gods liefde aanvaarden. Dat is onze verantwoordelijkheid, dat is wat God van ons wil en vraagt en erop aandringt. Hoe kan De Wit dit in twijfel trekken?
Verder is het eerste deel niet zo'n best en duidelijk deel. De kennis der ellende wat dat is en hoe deze verkregen wordt komt inderdaad niet duidelijk uit de verf. Ik ben overigens verder geen onbijbelse gedachten in dit eerste deel tegengekomen. Helaas bijt De Wit zich helemaal vast op Pascal, en dat is flauw.

 

quote:


Met instemming volgt Van der Zwaag ds. A. Simons in zijn verzet tegen de ontdekkende werking van de Wet als een (toeleidende) weg tot Christus. Wij moeten leren niets te doen en de toevlucht nemen tot Christus. De Wet kan ons niet zalig maken en daarom moeten we naar het Evangelie. Het is of in Christus zijn of onder de Wet verkeren. En nu is geloven ophouden met werken en Christus ontvangen en omhelzen.(...)Met uitdrukkingen die bekend klinken, wordt toch de ontdekkende functie van de Wet uitgeschakeld. Het door de Wet aan de Wet sterven functioneert niet meer. Dat God Zijn eer zoekt in de onderhouding van Zijn Wet komt niet naar voren. Dat de Heere Zijn kinderen leert Zijn eer te zoeken, is buiten het beeld.



Ds. A. Simons verzet zich niet tegen de ontdekkende werking van de Wet. Hij verzet zich tegen de stelling dat een mens niet direct tot Christus mag komen, maar eerst een diep schuldbesef moet krijgen, heilig moet worden, berouw moet verkrijgen, voordat je tot Christus mag komen. De stelling of het 'sterven aan de wet' nog wel functioneert bij Simons is een goede stelling.

quote:


Ik sluit dit eerste artikel af. In het Doopformulier lezen we het woord toe-eigenen. We zullen de zinsnede letterlijk laten volgen: ' ... zo verzekert ons de Heilige Geest door dit Heilig Sacrament dat Hij in ons wonen, en ons tot lid-maten van Christus heiligen wil, ons toeeigenende hetgeen wij in Christus hebben...'. Onze vaderen hebben het woordje toe-eigenen geheel laten slaan op het werk Gods door Zijn Geest. Daar komt nu werkelijk niets van de mens bij. Het is de Heere, Die Zijn kinderen de weldaden in Christus toerekent! Eenzijdig en soeverein.



Ds. De Wit citeert hier weer eenzijdig. Want wat lezen we in de HC vraag en antwoord 61:
Vr.61. Waarom zegt gij dat gij alleen door het geloof rechtvaardig zijt?
Antw. Niet dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is a, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan b.
a 1Co 1:30 1Co 2:2 b 1Jo 5:10

Het is zeker jammer dat VdZ een eenzijdig geluid laat horen wat betreft de interpretatie van Joh. 3:16, maar dat is niet iets om het boek mee af te schrijven. Ook is het jammer dat hij met instemming Baxter, Woelderink en Pascal citeert, daarmee krijg je de schijn tegen je. En het is jammer dat VdZ afwijkt van de gereformeerde theologie als hij 1 Tim. 2:4 uitlegt. De kanttekeningen zijn te weinig aan bod gekomen wat dat betreft.

Maar over het algemeen vind ik het nog steeds een waardevol boek, ondanks de voortdurende eenzijdigheid waardoor VdZ de zwakke punten van de GG(iN) naar voren wil laten komen. Duidelijk is in elk geval dat hij geen remonstrant is, geen vrije wil leert zoals hier op het forum beweert wordt. Ik ben benieuwd hoe rekna en Orckie dat willen onderbouwen.



 


"Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is. Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen (...) wijk af van dezulken." (1 Timotheus 6:3-5)

 

 

Junior Member

 

 

gepost op 26/12/03 op 17:45

Edit Post

 

quote: Oorspronkelijk gepost door Orckie
Leonius,

ik waardeer je bijdrage zeer; je komt tenminste met feiten.
Toch ligt daar meteen het grootste probleem dat ik met dit boek heb: 70% van wat er staat is voluit gereformeerd, en allemaal bekende klanken voor een doorsnee refo. (dit merkt ds. De Wit overigens ook een aantal malen op)
Maar in die passage over de ellendekennis en de menselijke wil die ds. De Wit citeert blijkt toch heel duidelijk, uit het vervolg, waar vdZ instemmend B. Wentsel citeert, dat hij voor onbekeerde mensen wil laten gelden wat de Schrift en belijdenisformulieren van levendgemaakte kinderen Gods zeggen (nl. dat hun geloof een daad van de wil is).
Ten diepste trekt Van der Zwaag een isgelijk teken tussen het "recht van toegang" en het "recht van bezit". En daar zit het cruciale pijnpunt en verschil met de GG-leer. De oudvaders deden dit niet, die maakten daar onderscheid in, vdZwaag doet het theoretisch misschien ook wel, maar als je zijn argumentatie goed doordenkt en op je in laat werken, dan kun je niet anders concluderen dan dat volgens hem iedere hoorder in het algemeen aanbod de legitimatie heeft om tot Christus te komen, dat is een daad van zijn wil, en als hij dat gedaan heeft ziet hij achteraf dat dit een werk van de Geest was.
In de GG wordt dit echter "praktisch remonstrantisme" genoemd, of een verstands- danwel conclusie geloof.
Ik ben bang dat ze gelijk hebben.

[Aangepast op 24/12/03 door Orckie]




Beste Orckie,

Je zegt dat 70% van het boek voluit gereformeerd is, maar dat 30% onschriftuurlijk is. Toch is dat maar de vraag. Wat Van der Zwaag juist wil benadrukken is dat er sprake is van een gekregen keus. In die volgorde. Dat is voluit bijbels en gereformeerd. Voorbeeld:

Zondag 7, vraag 20: Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden? Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijne weldaden aannemen.

Dus in die volgorde: eerst inlijving, dan volgt automatisch aanneming! Dát is wat Van der Zwaag betoogt. Lees de verklaring van Ursinus er maar op na. Daar wordt o.a. gezegd:

“De reden waarom niet alle mensen door Christus gehouden worden, ligt niet aan de onvolkomenheid van Christus’verdienste en genade. Want Hij is, wat de waardigheid en volkomenheid van Zijn voldoening betreft, een verzoening voor de zonden der gehele wereld, 1 Joh. 2:2. Maar het feit, dat niet alle mensen de vrucht van Christus’ verdiensten deelachtig worden, volgt uit hun eigen ongelovigheid, daar zij Zijn weldaden, in het Evangelie voorgedragen en aangeboden, verachten en verwerpen.”

“Ook is het uit de Heilige Schrift duidelijk, dat alleen diegenen zalig worden, die door een waar geloof Christus’ weldaden aanemen, Joh. 1:12: Zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijnen Naam geloven”.

“De reden waarom alleen de gelovigen zalig worden, is, dat zij de weldaden van Christus aannemen”.

Dit is Ursinus, en dat is wat Van der Zwaag wil betogen. Niets meer en ook niets minder…

Bovendien zijn de citaten van De Wit onvolledig en onjuist, waardoor er inderdaad het beeld ontstaat alsof Van der Zwaag de vrije wil voluit propageert. In de inleiding wordt op diverse plaatsen gezegd dat Van der Zwaag de vrije wil ontkent. Toch zeg je dat Van der Zwaag het NIET over de levendgemaakte wil van kinderen Gods heeft. Is echter onzin. In de inleiding (blz. 23) zegt Van der Zwaag het volgende: “Onder genoemde keuze verstaan we uiteraard niet de daad van de vrije wil, maar een door de Geest bewerkte vrijwillige keuze (cursief van Van der Zwaag!) om voor Hem te leven en de zonden af te zeren”.
Ik zou dus willen zeggen: lees het boek voluit en trek vervolgens zelf een conclusie.

Wat ik ook jammer vond was dat je in je bijdrage geen voorbeeld gaf van het “isgelijkteken” tussen het recht van toegang en het recht van bezit. Zo kan ik het zelf niet controleren. Bovendien betwijfel ik deze bewering ten zeerste. Bovendien klopt het niet met je verdere argumentatie: je erkent dat Van der Zwaag theoretisch het best wel goed kan hebben, maar dat zijn argumentatie niet klopt. Dat is een tegenstelling in zichzelf.
Van der Zwaag heeft slechts willen benadrukken dat iedereen, hoe slecht hij of zij ook is, recht heeft om tot Christus te komen. Daar heb je gelijk in. Wat je daarna zegt niet helemaal. En dat is ook de fout die De Wit maakt. Je zegt namelijk dat Van der Zwaag beweert dat het tot Christus komen een daad is van zijn wil en dat hij dat achteraf ziet als het werk van de Heilige Geest. Dat is echter niet juist. Van der Zwaag zegt dat het tot Christus komen alleen maar kan, indien de Heilige Geest (en dus in deze volgorde!!) de wil ten goede neigt. Van conclusiegeloof is dus totaal geen sprake.
Dus nogmaals: De Wit c.s. gebruikt dus totaal geen sterke argumenten, integendeel.

Ten slotte nog iets wat ik wil zeggen.
Het aanhalen van bepaalde mensen als Woelderink en Baxter wordt voortdurend afgekeurd, met het argument dat deze mensen dwaalleraars waren en derhalve niet betrouwbaar. Dat deze mensen op bepaalde mensen dwaalden, ontken ik absoluut niet. Wél gaan de criticasters voorbij aan het feit dat Van der Zwaag niet met deze mensen instemt als het gaat over hun dwalingen, integendeel. Van der Zwaag citeert deze mensen wel als het gaat om voluit bijbelse zaken. Het waren immers grote theologen die niet dom waren en dus wel behartigenswaardige dingen hebben gezegd. Bovendien: wat doen we met de grote reformator Maarten Luther? Hij dwaalde fundamenteel aangaande het H. Avondmaal. Toch vieren veel GG-gemeenten de Hervormingsdag in oktober. Ook wordt Luther vaak aangehaald in preken, in boeken etc. etc. Waarom wordt Luther wél geciteerd? Omdat hij toch heel behartigenswaardige dingen heeft gezegd… Welnu, laten we er daar dan óf geen halszaak van maken, óf consequent zijn, en geen enkele oudvader meer citeren. Immers, iedereen had wel z’n eigen fouten. Niemand was volmaakt, ook niet in zijn preken….

Hart. Groet,

Leonius

 

 

Zeeuw

Member

 



 

 

gepost op 12/1/04 op 19:19

Edit Post

 

De kritiek op de artikelen in de Saambinder geloof ik wel. Waar het mij om gaat: Wat is nu eigelijk de kritiek van het boek? Veel mensen verdedigen het boek van vd Zwaag, wat levert vd Zwaag voor kritiek op de GG, waar jullie het allemaal zo mee eens zijn?


Beste Memento,

Kijk; dat vind ik een wezenlijke vraag. Beter dan schimpscheuten naar beide zijden. Daarom zou ik hier graag op reageren.

Natuurlijk zijn er zeker op- en aanmerkingen te maken op een boek van ca. 1100 blz. En van al die honderden citaten zullen er best wel eens enkele niet in verband geciteerd worden. Niet iedereen zal helemaal 100% recht gedaan worden, allemaal waar, mag ook best gezegd worden; maar daarmee bijft de centrale inhoud en boodschap buiten beeld!

De centrale boodschap van Van der Zwaag is dat er binnen de gereformeerde gezindte (en hij behandelt dan met name de Ger. Gem) een duidelijke theologische versmalling versmalling heeft plaatsgevonden; gecombineerd met een aanscherpen van bepaalde thema’s. De titel boven het RD interview met hem luidde niet voor niets: “Terug naar een brede gereformeerde traditie”
Mijns inziens heeft de versmalling plaatsgevonden op enkele punten. Ik zou die graag willen noemen; en zie je reactie met belangstelling tegemoet.

1) Verbondsleer
De leer van het verbond vind je bij de vader van het calvinisme, Calvijn, nog niet echt uitgewerkt. Daarin heeft een ontwikkeling plaatsgevonden. In 2 leerlingen van Calvijn, Ursinus en Olevianus, zie je de basis voor het ontstaan van ruwweg 2 verschillende theologische posities in de leer van het genadeverbond. Het feit dat zij beiden de HC opgesteld hebben laat zien dat deze verschillen geen fundamentele verschillen hoeven te zijn.

De ene lijn ontwikkelt zich via Olevianus en krijgt zowel in Engelend, Schotland en Nederland veel aanhang: Het verbond word ten diepste beheerst door de uitverkiezing en is onvoorwaardelijk.. Alleen de uitverkorenen zijn worden door wedergeboorte en geloof de ware bondgenoten. Het verbond kent echter ook een bediening die bestaat in het aanbod van genade tot alle hoorders van het Evangelie.

De andere lijn ontwikkelt zich via Ursinus. Ook deze lijn zie je zowel in Engeland, Schotland als Nederland terug bij o.a. D.Dickson, Crisp, Van Mastricht e.a.. Het verbond zien zij als voorwaardelijk en gesloten met de gelovigen en hun kinderen. Zij zijn allen in het verbond opgenomen op voorwaarde van geloof en bekering, en hun allen komen de beloften toe. Dit geloof, wat de voorwaarde van het verbond is, word echter aan de uitverkorenen geschonken. Er zijn daarom 2-erlei kinderen van het verbond. Zij die verbondskind krachtens geboorte zijn, en zij die verbondskind krachtens wedergeboorte zijn.

Even ruwweg de posities getekend. Volgens mij kunnen beide stromingen zich beroepen bij Calvijn die echter niet direct bij een van de twee is in te delen. Beide opvattingen komen vanouds voor binnen het geref. Prostestantisme.

In 1931 besluit de synode van de GG echter om uitspraken te doen over het verbond der genade. Kort gezegd komt het erop neer dat alleen de lijn van het onvoorwaardelijke verbond met de uitverkorenen als Schriftuurlijk gehouden word. De “voorwaardelijke” lijn (bijv. Prof van der Schuit CGK) word door G.H. Kersten in een scherpe polemiek verworpen als onschriftuurlijk. Daar zie je de eerste versmalling. Een bepaalde theologische lijn word verheven boven een andere, even gereformeerde opvatting. De 3 FvE laten beide mogelijkheden open.
Kersten heeft terecht op de gevaren van de “voorwaardelijke” lijn gewezen. Een overschatting van het verbond en een roemen in de doop en de beloften met veronachtzaming van de noodzaak van wedergeboorte en geloof. Ds. Kieviet heeft dat vorig jaar eerlijk toegegeven in Bewaar het Pand.
Anderzijds heeft Kersten te weinig oog gehad voor de mogelijke misvattingen en afwijkingen aan de “onvoorwaardelijke” lijn. Wie daar de verkiezing niet alleen het wezen, maar ook de bediening van het verbond laat beheersen; houd geen aanbod van genade meer over aan alle hoorders van het Evangelie.
1953 en Steenblok maken wel duidelijk dat dit gevaar niet alleen denkbeeldig was.

Dan word in 1950 ds. Kok geschorst. Kok kan echter volledig achter 1931 staan. Alleen predikt hij alle beloften aan alle hoorders. Door invloed van de stroming Steenblok krijgt hij problemen. Hij vereenzelvigt de beloften met het aanbod van genade. Dat mag niet. Je ziet dus weer een versmalling: 1931 laat wel een aanbod van genade toe, maar geen prediking van alle beloften aan alle hoorders (zoals belangrijke vertegenwoordigers van de onvoorwaardelijke lijn als Boston wel kenden!).
Dus weer een versmalling. En wat zie je nu ?

Om alles uit het verleden te handhaven heeft men (in 1986 voor het eerst officieel uitgesproken! Zie Het aanbod van genade van ds. Harinck) een onderscheid gemaakt tussen voorwaardelijke Evangeliebeloften voor alle hoorders en onvoorwaardelijke verbondsbeloften voor de uitverkoren.
Dat is een zeer belangrijk onderscheid geworden. Kijk naar het synodale boekje “Louter genade”
En waarom ? Het is niet waar dat dit onderscheid bij vele oudvaders gevonden word. Bij Boston, Erskines, Brakel etc lees je er niets over. Wel bij iemand als Rutherford (hoewel diens 3-verbondenleer niet genoemd of overgenomen word). Toch word dit onderscheid nadrukkelijk geleerd als canoniek en wezenlijk voor de zuivere gereformeerde verbondsopvatting.
Een duidelijk versmalling; en waarom ? Om het verleden te handhaven. Als dat onderscheid tussen de beloften wegvalt, valt ook de schorsingsgrond van ds.Kok weg. Als word erkend dat in 1931 slechts een bepaalde verbondsopvatting tot norm verheven is ten koste van andere evenzeer gereformeerde opvattingen, valt de benadrukte identiteit van het kerkverband weg.

Het zou eerlijk zijn om eens toe te geven dat er sprake is van versmallingen. Wat dat betreft is ds. Harinck eerlijk geweest. Wanneer hij in Het aanbod van genade de verbondsleer van Van der Schuit weergeeft, geeft hij in een voetnoot aan dat het niet overbodig is erop te wijzen dat verschillende oudvaders en ook het doopformulier op eenzelfde wijze over het genadeverbond spraken.

2) Heilsorde
Ook daarin zie je een ontwikkeling. Door de invloed van de scholastiek in de 17e eeuw, ontstond er een theologische stroming die de elementen uit de orde van het heil steeds meer verzelfstandigde.
In de Reformatie vielen wedergeboorte, geloof en rechtvaardiging samen. In de Nadere Reformatie word dit in het algemeen vastgehouden, maar ontstaat er meer aandacht voor de Schriftuurlijke waarheid van de verschillen tussen gelovigen.Diverse oudvaders spreken over trappen in het geestelijk leven. (Th. Brakel). Maar dan gaat het wel om trappen in het geloof, en in de geloofskennis van Christus. Daarnaast onstond er in de latere Nad. Reformatie een theologische stroming met invloeden vanuit de scholastiek. (Maccovius, Voetius).
H. Florijn (GgiN) wijst in zijn dissertatie over De Ledeboerianen ook op het ontstaan van deze scholastieke theologische stroming. Hij stelt dat de ledeboerianen zich wel beriepen op Dordt en Van der Groe (die de lijn van de Reformatie en Dordt vasthield), maar in werkelijkheid veel meer aansloten bij de gereformeerde scholastiek die meer de nadruk legde op de verkiezing en haar kenmerken dan de rechtvaardiging door het geloof.
Je ziet dan weer een verdere ontwikkeling door het gezelschapsleven. Dat leid er toe dat bepaalde gedachten die algemeen aanvaard zijn binnen de GG m.i. onschriftuurlijk zijn. Bijv. de stelling dat men wedergeboren kan zijn zonder Christus te kennen. Of de stelling dat iemand wel iets van Christus kan kennen, maar dat men daarom nog niet gerechtvaardigd is. Of de verdere talloze onderscheidingen op de heilsweg, verwoord door allerlei termen.
Kortom; ook hier zie je een versmalling maar vooral een vergroeing ontstaan.

De beste weg om dit soort problemen uit de weg te halen is in de eerste plaats om gewoon eens eerlijk te erkennen dat er altijd verschillen in de verbondsleer geweest zijn. Zolang deze niet de algemeen aanvaardde 3 FvE raken, moeten we elkaar daar vrij in laten.
Wat betreft de opvattingen over de heilsorde moeten we terug naar de oudvaders. We hebben werkelijk schatten aan literatuur. Dat heeft Van der Zwaag wel duidelijk gemaakt. Laten we daarin lezen, studeren en ons daarin verdiepen en elkaar daarop aanspreken.
Ik vrees echter dat de bereidheid om verschillen toe te geven niet groot is. Zowel ten aanzien van de verbondsleer als de heilsorde. In de krap 100 jaar die de GG bestaat is er een eigen kerkelijke identiteit met een eigen verbondsvisie en eigen leer ontstaan, die men vast wil houden.
Dat mag; alleen lijkt het me niet wenselijk om anderen daar aan te binden. Persoonlijk heb ik geen moeite met 1931 omdat ik persoonlijk geloof dat het verbond ten diepste onvoorwaardelijk is. Kerkelijk gezien heb ik er wel moeite mee omdat mensen met een andere (even gereformeerde) opvatting daardoor buiten de kerkelijke gemeenschap gesloten worden.
En wat betreft de leer van de heilsorde: zouden de GG wel echt terugwillen daarnaar ?
Dan ben je toch ook bereid om de leer hieraan te toetsen ?
De recensieserie doet helaas het tegendeel vermoeden. En door deze toon word meer kapot gemaakt dan opgebouwd.