CSFR-dispuutsorgaan Amstelodamense, januari 2004
Recensie “Afwachten of Verwachten”
Door Wilko Spaan
Voor mij ligt een lijvig boek dat gaat over de toe-eigening van het heil en alle zaken die daarmee samenhangen of daar invloed op hebben. De vraag van Luther zal elk van ons persoonlijk voor zichzelf moeten stellen: “Hoe krijg ik een rechtvaardig God?”. Wij weten dat dat mogelijk is als we “in Christus geloven”. Maar wat is het ware geloof nu en hoe functioneert dat in ons leven? In de gereformeerde gezindte zijn daar verschillende antwoorden op gegeven die elkaar vaak uitsluiten. Men beschuldigt elkaar van ‘de gemeente bedriegen voor de eeuwigheid’ met een te lijdelijke prediking of met een arminiaanse prediking. Dit boek probeert daar een antwoord op te geven vanuit de (Nadere) Reformatie.
Inhoud
Het boek bestaat uit vijf delen. Het eerste deel gaat over de ellendestaat van de mens, de onvrije wil en de onrust van de mens. De wil wordt nergens toe gedwongen, maar kiest vrijwillig voor het kwade en kan niet voor het goede kiezen. Deel 2 omvat het grootste deel van het boek. Vanuit de Reformatie, Nadere Reformatie en het Puritanisme behandelt hij alle facetten van de toe-eigening des heils: ‘geloof’, ‘verkondiging en roeping’, ‘verbond en beloften’, ‘verbond en verkiezing’, ‘verkiezing en onze verantwoordelijkheid’, ‘de wil van de mens’, ‘de (diepte van de) zondekennis’, ‘de zekerheid des geloofs’, ‘de wedergeboorte’ en ‘de sacramenten’ als belangrijkste punten. In deel 3 gaat Van der Zwaag vooral in op het verbond, de doop, de geloofsbeleving en het (on)voorwaardelijk aanbod der genade in de (Oud) Geref. Gem. (in Ned.). Hij behandelt niet alleen de theologische standpunten, maar laat ook de diverse stromingen en soorten prediking in de praktijk zien en laat hij veel (vaak hervormde en chr. geref.) predikanten aan het woord die deze leer en prediking behoorlijk bekritiseren. In het vierde deel laat hij de kracht en zwakte zien van de bevindelijke traditie. Hij gaat daarbij in op het ontstaan van het hypercalvinisme, de chronische geloofstwijfel over het aandeel in Christus’ offer, de bevinding die soms boven het Woord gesteld wordt en de in zichzelf gekeerde ‘refozuil’. Het enige positieve is dat men in de bevindelijke kerken veel aandacht heeft voor het toepassende werk van de Heilige Geest. In deel vijf wordt tenslotte in 17 punten een samenvatting, conclusie en aanbeveling gedaan. Als het gaat om de toe-eigening van het heil zegt hij dat de zondaar zich afhankelijk moet weten van de genade en pleiten mag op Gods verbond en zo geloofsvol alles van God moet verwachten.
Waardevol
Hoewel het boek vooral in deel 3 ingaat op de kwestie van twee of drie verbonden, standenleer, rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten, wat typische onderwerpen zijn voor mensen die uit de bevindelijke kerken komen en enige voorkennis vereisen, vond ik het een heel waardevol boek. De waarde van het boek zit vooral in het tweede deel waar Van der Zwaag vele reformatoren en oudvaders aan het woord laat die heldere, eenvoudige en bijbelse taal spreken als het gaat om vragen die in ons hart kunnen leven over hoe en wat van het ware geloof. Hoe zit het met de wedergeboorte, hoe functioneert de wil in de bekering, hoe zit het met de beleving van de ellende, hoe zit het met de zekerheid of je wel deel hebt aan Christus en hoe kom je eraan, als God enkel de zaligheid van de uitverkorenen wil, hoe kan ik dan weten of de belofte van zaligheid die God me in de doop heeft beloofd wel voor mij geldt, strijdt dat niet met elkaar? Ook worden vragen rond doop, belijdenis en avondmaal behandeld.
Het boek geeft een inkijk in de praktijk binnen de (O)GG(iN) en ook dat is nooit weg en helpt karikaturen weg te nemen die er onder ons leven. Duidelijk worden ons de afwijkingen in die gemeenten getekend t.o.v. de brede gereformeerde traditie. Dat geldt het aanbod van genade, je mag alleen tot Christus komen als je diep ontdekt bent aan je schuld. We zouden geen “recht hebben om te geloven en Jezus toe te eigenen”. Ook zien we dat men een weg tussen wedergeboorte en rechtvaardiging maakt. Daarnaast wordt meermalen gesteld dat de beloften van de doop enkel voor de uitverkorenen gelden. Zo ontneemt men de doop haar kracht en troost. En om een bekeerd mens te zijn moest je een bepaalde bekeringservaring meegemaakt hebben. Dit soort zaken is men gaan leren als reactie tegen het oppervlakkige aannemen van Jezus zonder iets van de schuld van de zonde te hebben beleefd. Je komt visies in het boek tegen die hard en liefdeloos en uiterst onbijbels overkomen: “Tegenwoordig gaan ze met de belofte de straat op. Maar zij moesten ermee de dood in. Dat zijn de beloften Gods.”
In de slotbeschouwing wil Van der Zwaag wijzen op de brede gereformeerde traditie die antwoorden geeft op zielenvragen. Duidelijk wordt een onvoorwaardelijk aanbod van genade aangeprezen en de erg smalle weg gewezen tussen hypercalvinisme (geen oproep tot geloof, want dat moet je geschonken worden) en arminianisme (de mens heeft een vrije wil om te kiezen voor Jezus). De weg van het gelovig alles van God verwachten in de weg van pleiten op je doop wordt hier gewezen.
Kritiekpunten
Bij dit boek zijn wel een aantal kanttekeningen te maken. Zo wordt er erg veel geciteerd in elke paragraaf. Vooral bij de nodiging om onvoorwaardelijk tot Christus te gaan worden tientallen citaten van allerlei predikanten getoond die allemaal op hetzelfde neerkomen, dat lijkt me een beetje overbodig. Het boek had m.i. daarom een stuk dunner gekund. Daarnaast is er sprake van weinig bijbelse onderbouwing. Als het bijvoorbeeld gaat over de opvatting dat “Christus alleen voor de uitverkorenen gestorven is” wordt daar voetstoots vanuit gegaan dat dit Bijbels is, zonder het te onderbouwen vanuit de Bijbel en met bijbelse redeneringen. Temeer daar hij ook Bunyan citeert die stelt dat Christus voor alle mensen is gestorven. Hetzelfde geldt voor de kwestie van de twee of drie verbonden. Ook hier had hij verduidelijking kunnen scheppen door het geheel bijbels te onderbouwen. Het boek vereist wel enige voorkennis als het gaat om de verschillende verbondsleren die een flinke invloed kunnen hebben op de prediking en de geloofsbeleving. Ook komt Van der Zwaag opeens met termen als supralapsarisme en infralapsarisme wat betrekking heeft op de uitverkiezing.
Verder viel het mij op dat de schrijver vooral wilde laten zien hoe men in de bevindelijke hoek vaak is afgeweken van het eenvoudige geloof ten tijde van de Reformatie. Het is duidelijk gericht tegen het kerkverband waaruit hij komt: De Gereformeerde Gemeenten. Het is niet vreemd dat het ook zo is opgevat door de recensenten uit die Gemeenten die het boek uiterst negatief beoordeelden en het als remonstrants afdeden. Over de afwijkingen binnen de Chr. Geref. Kerken of Gereformeerde Bondskringen wordt nauwelijks iets gezegd, deze predikanten haalt hij alleen aan om de Geref. Gem. te bekritiseren of om “wijze raad” te geven (hij heeft het dan over ds. W. Pieters). En dan laad je al snel de schijn op je dat je eenzijdig bent en je kerk aanvalt en blokkeert dat het gesprek en dat is jammer en velen zullen het als schrijnend ervaren.
Mijn beoordeling en aanbeveling
Naar mijn oordeel is het dr. Van der Zwaag gelukt om op een objectieve wijze weer te geven hoe er van de Reformatie af, tot nu toe in de bevindelijk gereformeerde kerken gesproken is over de toe-eigening van het heil in alle onderdelen die daarmee samenhangen. Duidelijk is te zien dat er soms behoorlijke afwijkingen te zien zijn in de bevindelijk gereformeerde kerken ten opzichte van de (Nadere) Reformatie. Uit angst voor een oppervlakkig en ingebeeld geloof is men uitgebreid een weg gaan beschrijven die men moet gaan om tot Christus te komen, waarin men de zondekennis als voorwaarde hanteert. De uitverkiezing, de doodstaat van de mens en verbondsopvattingen blijken hierin vaak een grote rol te spelen. Het is daarom goed om te kijken naar het zuivere onderwijs die de Reformatoren ons gebracht hebben en te zien dat er je wie je ook bent en hoe je ook bent, altijd welkom bent bij Christus. Het is jammer dat Van der Zwaag relatief weinig is ingegaan op de afwijkingen die er ook ter linkerzijde zijn. Hij zegt dat daarvoor een nieuw boek zou moeten komen. Dat zou ook heel waardevol zijn, want het feit dat je onvoorwaardelijk tot Christus mag komen wordt nogal eens misbruikt. Het zou inhouden dat geloven ook buiten de schuldbelijdenis van het hart om kan gaan. Het is weldegelijk nodig om je geloof te toetsen en te waarschuwen voor een verondersteld geloof. Het is daarom ook nodig om te prediken hoe een mens bekeerd wordt en wat het geloven in Christus inhoudt. Het is nodig dat zonde ook werkelijk zonde wordt, zodat genade ook echt genade wordt in je leven. Wie niet de werkelijkheid beleeft van de schuld aan Gods wet en de vloek en de toorn Gods die daarom op ons rust. Hoe kan er dan ooit een zoeken zijn naar de vergeving van zonden en de verzoening met God en het beleven van Gods genade in ons hart? Daarom is het nodig om te zien dat er in ons hart niets goeds zit, zelfs niet eens de wil of macht om te geloven, zodat we het alles van Christus gaan verwachten. Ja, het is nodig om afgesneden te worden van alles wat uit ons is, om het volledig te vinden in Hem (Gal. 2:20; Rom. 7:9; Luk. 17:33). Dan “buig je onder Gods recht” zoals ds. A. Beens eens in Huizen zei. Wat is dan de toe-eigening van het heil? Om met een citaat te eindigen: “Geloven is jezelf veroordelen en de toevlucht nemen tot Christus” (ds. P. de Vries). Zo eenvoudig is het Evangelie, maar tegelijkertijd onmogelijk voor de mens en daarom is het een wonder als we daarvan iets mogen kennen in ons leven.