In: Wapenveld, april 2004

 

Het voortduren van een huishoudelijke twist

 

Drs. A. A. van der Schans

 

Het is op zijn minst opvallend wat Klaas van der Zwaag gedaan heeft. Hij doet de zoveelste poging om eenzijdigheden en fixaties in de prediking en de legitimatie ervan in dogmatische geschriften aan te wijzen en vervolgens te bestrijden en te weerleggen. Hoewel zijn boek zich vooral richt op de rechterflank van de gereformeerde gezindte, is het onmiskenbaar dat Van der Zwaags specialité de la maison, de Gereformeerde Gemeenten zijn [1].

 

De vraag laat zich stellen waarom dit boek en deze poging een ander lot beschoren zou zijn als de publicaties van bijvoorbeeld Wallet (Kampen, 1982), De Jong (Lemmer), De Visser (Middelharnis), J.B. Ruben (Tholen, 1990), Blauwendraad (Gouda, 1997, 2000) en ds. C. Harinck. Al deze namen en de daaraan verbonden publicaties en (in een aantal gevallen) kerkelijke procedures, hebben bij alle onderlinge verschillen één zaak gemeen: op beargumenteerde en veelal bewogen wijze wordt geprobeerd de prediking van de GG te toetsen aan de Schrift en de gereformeerde belijdenis. In alle gevallen was het resultaat hetzelfde. Op aangelegen punten worden vermeende afwijkingen of eenzijdigheden in de prediking en de verdediging ervan aangetoond. In alle gevallen kwam het echter niet tot een door beide partijen zo ervaren gelijkwaardige en werkelijke discussie.

Mijn (herhaalde) vraag is: waarom zou dit in het geval van Van der Zwaag wel gebeuren? Er is geen enkele reden dit te veronderstellen. In persoonlijke zin gaat het wel om dramatische zaken: vaak kwam er censuur aan te pas om een gewenste ontwikkeling kracht bij te zetten. Het mag duidelijk zijn dat op het niveau van het geweten geen relativering past. Wanneer iemand vindt dat hij om des gewetenswil moet spreken omdat gevoelens van onrecht en een persoonlijke overtuiging in het geding zijn, dan zal er begrip voor zijn dat deze feiten en omstandigheden een uitweg zoeken. Zelfs in het geval wanneer bij voorbaat schijnt vast te staan dat alle pogingen om ‘verhaal’ en erkenning te krijgen, op niets uit zullen lopen, dan nog dient er gesproken te worden. Het is dan een ‘opgebonden’ zaak. Behalve dit hoogstpersoonlijke niveau zijn er ook andere niveaus. In dit artikel gaat het om een benadering die vooral let op de sociologische en historische aspecten.

In het proefschrift van Jan Zwemer, In conflict met de cultuur, wordt de spijker op de kop geslagen: in reactie op de omringende wereld vindt er door een complex van factoren in de GG een uniformerings- en dogmatiseringsproces plaats. Laten we maar met de deur in huis vallen: sociologisch en kerkhistorisch gezien zullen de GG de komende decennia niet veranderen. Wat alle hierboven genoemde personen eigenlijk willen, is dat een bok melk gaat geven. We kunnen toch niet vragen dat de GG zichzelf gaan opheffen, omdat er bijbels en theologisch gezien zich afwijkingen hebben voorgedaan ten opzichte van het gereformeerd belijden?

Eigenlijk is de kritiek van bijvoorbeeld professor Graafland op fixaties in de prediking van de rechterflank veel directer en substantiëler. Graafland, en met hem andere theologen stellen dat de GG (en aanverwante sectoren) in een al veel langer durend historisch proces van het bijbelse spoor zijn afgeraakt. Alle pogingen die aangewend worden om beter op het rechte spoor te komen en te blijven zijn lapmiddelen, omdat het spoor zelf geen bijbels fundament heeft. Hoewel we ons niet gemakkelijk van Graafland c.s. af moeten maken, stel ik hier dat anno 2004 nagenoeg geen enkele kerkelijke denominatie aan Graaflands criteria voldoet. De GG hoeven zich dus dienaangaande ook niet zenuwachtiger te maken dan nodig is. Welke denominatie in zijn geheel doorstaat de toets zoals Klaas van der Zwaag die aanlegt?

 

Uitsterfsituatie

De GG-predikanten vormen een gesloten front. Op enkele ‘buitenbeentjes’ na, op wie de uitsterfconstructie toegepast wordt, is er sprake van een grote eensgezindheid onder predikanten en gemeenteleden. Onder sterfhuis- of uitsterfconstructie verstaan we hier, dat de kerkelijke smaakmakers, zoals docenten van de Theologische School, de hoofdredacteur van de Saambinder en leden van het moderamen van kerkelijke vergaderingen die predikanten negeren, die in de prediking op zijn minst andere accenten leggen. Een prediking die door een relatief kleine groep ervaren wordt als een prediking waarin de dienst der verzoening centraal staat. Deze groep krijgt door een bepaald toelatingsbeleid van het Curatorium geen aanvulling meer en zal dus op den duur verdwijnen. Dat is de reden dat ‘men’ ze relatief ongemoeid laat. Ze krijgen nauwelijks beroepen, alleen van een paar gemeenten die zelf ook gestigmatiseerd zijn. In het verkrijgen van bovengemeentelijke functies in onder andere deputaatschappen worden deze predikanten in kerkpolitieke zin gemarginaliseerd.

Hiermee zeggen we niets nieuws. In de Goudse toestanden in de jaren zeventig rond de prediking van ds. Van Gelder beweerde de groep opposanten (Hofman, Kruidenier) inhoudelijk ten aanzien van het toelatingsbeleid zaken, die nu elke keer weer opnieuw te horen zijn. Al bijna honderd jaar wordt in de Gereformeerde Gemeenten standaard gesproken over velden die wit zijn om te oogsten en dat de arbeiders zo weinig zijn. Hoewel er procentueel meer predikanten gekomen zijn, is er in fundamentele zin in een eeuw niets veranderd. Dat zal ook niet veranderen, of de Gereformeerde Gemeenten zijn de Gereformeerde Gemeenten niet meer. Ds. A. Vergunst, door ‘malcontenten’ in de GG niet zelden als een gematigde leider getypeerd, verdedigde destijds evenzeer het bestaande toelatingsbeleid. Ten principale is er niets veranderd. Door sterke persoonlijke invloeden kan de uitwerking van het beleid duidelijke nuances laten zien. Dat is onder andere het verschil tussen ds. Vergunst en ds. Moerkerken. Hoewel beiden geen deel uitmaken (uitmaakten) van het Curatorium kan door hun docentschap in zekere zin wel van schoolvorming gesproken worden.

Niet alles is vergelijkbaar en onder één noemer te plaatsen. De historie van de rechterflank leert ons, dat degenen die afwijken van de status quo, altijd het onderspit delven. Het heeft te maken met de geestelijke structuur van de GG als een gesloten kerktype. Als ‘buitenbeentjes’ getolereerd zouden worden, zou de GG zichzelf niet meer zijn.

De geslotenheid van de GG is tegelijk oorzaak en gevolg van de homogeniteit van de groep. Wanneer anderen zich niet conformeren aan de groepsnorm worden ze als buitenbeentjes getypeerd, wat in sociologische zin natuurlijk ook zo is. Wanneer de groepsnorm normatief en canoniek wordt, verdwijnt de behoefte en de noodzakelijkheid om onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken.

 

De leer van de Gereformeerde Gemeenten

Het boek van Klaas van der Zwaag raakt de identiteit van de GG en de rechterflank van de gereformeerde gezindte zelf. Het bestaansrecht van deze kerk berust historisch gezien voor een groot deel op ‘de leer’ over de toe-eigening des heils. En die identiteit is een levende identiteit. Het is niet maar een stoffig stuk in een la, maar deze leer wordt wekelijks gepraktiseerd in prediking, catechese en pastoraat. Vooral predikanten en ouderlingen zien er op toe dat de leer zuiver wordt gehouden. Ds. De Wit die Van der Zwaags boek in de Saambinder recenseerde [2], of althans een poging daartoe deed, sloeg zijns ondanks de spijker op de kop toen hij herhaaldelijk beweerde dat Van der Zwaag de leer van de Gereformeerde Gemeenten wilde veranderen. En zo is het. De aap komt echter bij ds. De Wit uit de mouw wanneer hij vervolgens zegt dat Van der Zwaag ‘de leer naar zijn eigen hand wil zetten’. De predikanten ervaren de opvattingen van Van der Zwaag als een aantasting van de leer en een ondermijning van het gezag van de ambtsdragers. Hier komt het niet tot een inhoudelijke discussie omdat de dominante reactie van ds. De Wit er één is van ‘ik ben moe van dit geschrijf, ik ben verdrietig, maar vooral ook ben ik gekrenkt’. Deze vermoeidheid duidt ook op boosheid die zich ook via een bewust gekozen slachtofferrol ontlaadt. Daardoor blijft het inhoudelijke debat ook zo mager. Echte inhoudelijke argumentatie wordt mede geblokkeerd omdat de ‘tegenstander’ tegemoet getreden wordt als iemand die ‘de ware leer’ aantast. Elke gedachte dat een discussie de waarheid aan het licht kan brengen is volstrekt afwezig. Vanaf het begin wordt gesproken in termen van goed of fout.

Zonder vertrouwen in de ander is het gesprek onvruchtbaar en wordt het willen leren van elkaar onmogelijk. Op afwijkend gedrag staan sociale sancties zoals verdacht maken en suggestief spreken. Gebrek aan echte zelfreflectie en toetsing aan ‘de vaderen’ maakt de groepsnorm eenzijdiger en strakker zodat mensen als Van der Zwaag als ordeverstoorders ervaren worden. Helaas plegen discussies in kerkelijke bladen vaak zo gevoerd te worden.

 

Wijze van argumenteren

Argumentatie is een onderdeel van een kritische gedachtewisseling die er idealiter op is gericht een verschil van mening op redelijke wijze tot een oplossing te brengen [3]. Er ontstaat ook geen inhoudelijke discussie omdat emoties een te grote rol spelen. Dit leidt nogal eens tot het gebruik van drogredeneringen waarbij feiten vervangen worden door vooronderstellingen die vervolgens als feiten worden gepresenteerd. In een toch wel complexe zaak als de toe-eigening des heils worden simplistische denkpatronen gebruikt en veelal vermengd met een a-prioristische redenering. Een redenering waarbij iemand bij voorbaat gelijk heeft.

In de reactie op Van der Zwaag valt ds. De Wit vaak in het verschijnsel van de cirkelredenering. Van der Zwaag geeft toe aan de leer van de vrije wil van de mens, want hij roept de mens op te geloven. Het bewijs voor de redenering is niet geleverd, maar de stelling wordt wel ingenomen.

In historisch perspectief bezien, moeten malcontenten onder ogen willen zien dat ‘zij’ afwijken van de traditionele GG en dat de grote meerderheid zich in de lijn van de bijna 100-jarige GG-geschiedenis bevindt. Niet de GG zijn wezenlijk veranderd, maar degenen die ‘boeken’ schrijven, willen wat anders. Het is de vraag of de ‘malcontenten’ zich in een groot stuk van de GG-geschiedenis thuis gevoeld zouden hebben. De in schrift uitgegeven preken van predikanten uit de GG sinds 1907 leren ons wat dat betreft wel wat. Als je daarnaar kijkt (Fransen, Kersten, Van Reenen, Heikoop, M. en P. Blok sr., Fraanje, Honkoop sr., Lamain, Hoogerland enz., stuk voor stuk zeer geziene en gewaardeerde predikanten binnen de GG), dan is het de vraag of de critici zich daar ‘thuis’ gevoeld zouden hebben.

Nu kan de geschiedenis van de GG (en de vraag wie zich daarop het meest terecht beroept) natuurlijk niet de norm zijn. Dat zou rooms zijn. Daar speelt het traditiebegrip een wezenlijk andere rol dan bij de Reformatie. Daarvan geldt: terug naar de Schrift! Iemand die dat doet schrikt van de consequenties van deze gedachtegang en tevens van de uitkomst van de historische speurtocht van Van der Zwaag: hoe (nader)reformatorisch zijn de GG eigenlijk?

En wat nog veel belangrijker is: laten we onszelf toetsen aan de Heilige Schrift. Hoe loopt dat af? In dit opzicht leidt deze vraag bij andere kerkelijke denominaties trouwens evenzeer tot pijnlijke conclusies. De zaak van de toe-eigening van het geloof is een wezenlijke. Het gaat toch over eeuwig wel en wee? In grote delen van veel kerken wordt de existentiële vraag – hoe aan het geloof te komen – niet (meer) gesteld, omdat het geloof wordt verondersteld. Ik beschouw dit als een verlies. Het afwezig zijn van de vraag en worsteling hoe een rechtvaardig God te krijgen zou wel eens een enorme oppervlakkigheid kunnen onthullen. Het niet op de bijbelse wijze spreken over de ernst en ontzaglijkheid van de zonde, de geestelijke onmacht van de mens, zijn vijandschap tegen God, kweekt niet zelden een geslacht dat rein is in eigen ogen. Vragen rond het gebrek aan geloofszekerheid, het zelfonderzoek of we het ware geloof bezitten, de verhouding tussen wedergeboorte en geloof staan (ver) van veel hervormden, christelijk-gereformeerden en vrijgemaakten af. Het schouderophalen over ‘interne kwesties’ in de Gereformeerde Gemeenten miskent aspecten van het bijbelse en reformatorische erf- en gedachtegoed, die in de Gereformeerde Gemeenten nog aanwezig zijn. Naast eigentijdse vragen – zoals die naar het Godsbestaan – zal in een bijbels christendom altijd de onopgeefbare vraag naar het verkrijgen van een genadig en rechtvaardig God mee trillen. De klassiek geworden discussie tussen G. Boer en H. Berkhof is hiervan een voorbeeld [4].

 

Geen onderstroom of opgelegd systeem

Volgens een artikel in het ND dat vrij geruchtmakend is geweest (‘Een steen in de vijver van de GG’) zou er in de GG een kerkelijke onderstroom tegenover de gevestigde orde staan. Het is nu juist de vraag of dat het geval is. Is die kerkelijke onderstroom er wel? Natuurlijk zijn er meer mensen die denken zoals Klaas van der Zwaag en al dan niet langs persoonlijke of kerkelijke wegen een aantal onevenwichtige zaken in de prediking aan de orde willen stellen. Maar het is geen stroom! Een klein onderzoekje naar de vraag welke (catechismus) preken er in de GG gelezen worden bevestigt deze opvatting: de hierboven genoemde gezaghebbende predikanten zijn ver in de meerderheid. Preken van predikanten als C. Harinck, R. Kattenberg, C.G. Vreugdenhil, L. Huisman en enkele andere zijn in heel veel gemeenten nog nooit gelezen!

Het beroepingswerk en de afvaardiging naar meerdere vergaderingen, evenals de vertegenwoordigingen in (belangrijke) deputaatschappen laten hetzelfde beeld zien. Het is te riskant om een rechtstreekse relatie te leggen tussen de recensie van ds. De Wit in de Saambinder en de beroepen die de desbetreffende predikant gekregen heeft. Een gegeven is, dat ds. De Wit de afgelopen maanden tientallen beroepen gekregen heeft en hiermee in het kwartaal na het verschijnen van de recensie, de meest beroepen predikant van de GG is.

Is dit nu een van boven af opgelegd ‘systeem’, waarbij sprake is van ‘een dictatuur’ door de gevestigde orde? Dat valt moeilijk hard te maken. We zien in de GG een tegenovergestelde ontwikkeling als in de Gereformeerde Kerken synodaal: daar hebben veranderingen in het leven – denk aan toneel, theater, cultuur en participatie in de samenleving – veranderingen in de leer (de dogmatiek) in gang gezet en bewerkstelligd. In de GG is de beweging bijna omgekeerd: het kerkvolk heeft zich qua levensstijl in verregaande mate aangepast aan ‘de wereld’. Denk aan vakantiebesteding, gezinsvorming, arbeidsparticipatie door vrouwen, verzekering, vaccinatie en internet.

Verrassend echter is het gegeven dat men juist wel aan ‘de leer’ wil blijven vasthouden. Hoe is dit te verklaren? Hoewel hieraan een complex van factoren ten grondslag ligt, is het mogelijk een duiding te geven. Sociologen wijzen erop, dat wanneer de identiteit van een godsdienstige groepering door de samenleving onder druk gezet wordt, dat kan betekenen dat die groepering nog sterker dan voorheen de nadruk legt op handhaving van de identiteit (prof. G. Dekker). Veel bladen van de bevindelijk-gereformeerden schrijven systematisch en gedetailleerd voor hoe jongeren en ouderen zich hebben te gedragen, te kleden en te leven. Artikelen zijn voorspelbaar en sterk roldefiniërend. Niet dat de kerkleden daar heel sterk naar luisteren. Dan ontstaat er een houding van: we moeten toch al zo veel (aan de wereld) toegeven, dan zullen we de leer zuiver houden.

 

Iets nieuws?

Hoewel er in de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten veel continuïteit zit, zijn er ook nieuwe dingen. Er vindt namelijk een verdergaande dogmatisering en formalisering plaats. De leer wordt hoe langer hoe meer vastgelegd. Een voorbeeld is de standenleer, waarin de onderscheiden stadia die de gelovige op de weg van het heil doormaakt, systematisch worden beschreven. Her en der zie je in de geschiedenis incidentele aspecten hiervan bij sommige schrijvers. Maar nooit werd het een constituerend element voor de leer of de prediking. In de GG wordt de standenleer momenteel ook theologisch op noemer gebracht.

Ook op andere gebieden is een toenemende institutionalisering of uniformering zichtbaar. Een voorbeeld hiervan is het vrouwenstandpunt van de SGP. Natuurlijk heeft de SGP er al altijd zo over gedacht. Maar eerst nu wordt het geformaliseerd in officiële documenten. Ten aanzien van de kandidaten die belijdenis van het geloof af willen leggen, wordt er in de GG voor gepleit een lijst met standaardvragen over wedstrijdsport, media, kleding en haardracht voor te leggen. De drang naar uniformering kenmerkt zich ook in het bijna dwangmatige verschijnsel om de neuzen allemaal dezelfde kant op te krijgen. Het mag niet zo zijn dat er ‘zware’ en ‘lichte’ gemeenten bestaan. Hier is geen sprake van ‘verrechtsing’, maar van een uitvloeisel van genoemde institutionalisering en uniformering. Bij het tot in detail uitwerken van de eigen cultuur en identiteit komen vanzelf de afwijkingen openbaar.

Sociologisch is het een interessant gegeven dat gesloten gemeenschappen veel gemakkelijker de leer zuiver kunnen houden dan meer open gemeenschappen. Hoe minder het verschil met anderen benadrukt wordt, des te minder reden is er bij de eigen groep te blijven. Hoe ‘zwaarder’ de prediking, hoe meer gebod op gebod en regel op regel, hoe minder mensen de kerk verlaten. In gemeenten waar een meer evangelische prediking te horen is, waar de verschillen met anderen kleiner zijn, kost het veel moeite groeicijfers te laten zien en is het aantal overgangen naar hervormde gemeenten groter.

Is er de laatste jaren een toenemende uitstroom uit de GG? Nee. Al sinds de jaren zeventig ‘verdwijnt’ er qua ledenaantallen jaarlijks een middelgrote gemeente uit de GG. Door een geboorteoverschot stabiliseert het kerkgenootschap, ja groeit zelfs licht in ledenaantal. 

 

Breedte gereformeerde traditie raakt zoek

Het overstelpende beroep op de kerk- en dogmengeschiedenis van Van der Zwaag is best problematisch. Snel krijgen we loopgravengevechten van waaruit we elkaar met citaten bestoken. Een voorbeeld hiervan is de preek van Hellenbroek over de tekst Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Heel duidelijk stelt Hellenbroek in deze preek dat alleen zij die door de wet aan hun zonde en schuld ontdekt zijn, en hieronder zuchten, tot de Heere Jezus mogen gaan. Anderen niet. Voor hen geldt de wens dat ze nog eens vermoeid en belast mogen worden. Met andere woorden: iedereen haalt uit de schrijvers van de (Nadere) Reformatie wat hem of haar van pas komt. Dat is met de Bijbel ook zo. Iedere ketter heeft zijn letter.

Onmiskenbaar is wel het gegeven dat er vanuit de (Nadere) Reformatie verschillende lijnen lopen naar het kerkelijke en theologische heden. Het onder hoogspanning zetten van één lijn veroorzaakt kortsluiting. In plaats van een legitieme en historisch te verdedigen breedheid van de gereformeerde traditie te praktiseren, vindt er een onhistorisch en onheilig canoniseren van deelwaarheden plaats.

De grote waarde van de GG in het geheel van de gereformeerde gezindte is vanouds de inbreng van het piëtisme geweest. Een Bijbels christendom is per definitie piëtistisch! Het gevaar van het antithetisch worden van dit piëtisme met alle gevolgen van dien, mag ons niet doen vergeten dat in deze kring zeer waardevolle elementen van het bijbels en reformatorisch erfgoed bewaard worden. In elke eenzijdigheid zitten ook waarheidsaspecten.

Van Ruler eindigt zijn fameuze artikel Ultragereformeerd en vrijzinnig met opvallende woorden [5]. Over de bevindelijk-gereformeerden zegt hij: ‘Misschien zijn zij wel de hoop voor de toekomst, wat de kerk betreft. In ieder geval hun hoge ernst, de wijze waarop zij met het hart leven, de brede mildheid waarmee zij – in bekommerdheid ook om zijn eeuwige zaligheid – de naaste kunnen omgeven zijn dingen, waarover men niet dankbaar genoeg kan zijn.’ Het zijn woorden die drieëndertig jaar na dato nog niets aan actualiteit hebben ingeboet.

 

Drs. A.A. van der Schans (1957) studeerde geschiedenis aan de RU te Utrecht en is thans wethouder van de gemeente Bodegraven. Hij is redacteur van Wapenveld en tevens hoofdredacteur van Transparant.

 

[1] Klaas van der Zwaag, Afwachten of verwachten? De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief, Uitgeverij Groen, Heerenveen, 2003.

[2] De Saambinder, 82e jrg., dec. 2003, nr. 11, 12.

[3] R. Seldenrijk, Man en vrouw in de traditie der eeuwen. Ethische overwegingen bij aspecten van levensstijl, Uitgeverij Groen, Heerenveen, 2000, hoofdstuk 7, paragraaf 4.

[4] Gedachtenwisseling over positie en problemen van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk tussen Dr. H. Berkhof en ds. G. Boer, Boekencentrum, Den Haag, 1956.

[5] Wapenveld, 21e jaargang 1971, nr. 2/3, zie voor de volledige tekst ook www.wapenveldonline.nl.