Nederlands Dagblad, 6 september 2003
Kerkleden verlossen van
krampachtige discussies
door onze redacteuren Daniël Gillissen en Reina Wiskerke
Zelf had Klaas van der Zwaag ook ,,verkeerde ideeën'' over hoe een mens tot
geloof komt. Hij dacht ,,een bijzondere ervaring'' nodig te hebben voor hij kon
zeggen kind van God te zijn. Of hij zijn bekering heeft uitgesteld onder invloed
van het bevindelijk-gereformeerde klimaat waarin hij opgroeide, durft Van der
Zwaag achteraf niet te zeggen.
Hij denkt meer te zijn gevormd door zijn eigen zoektocht dan door het kerkelijke
klimaat. Wel constateert hij dat in zijn omgeving velen door de prediking die
zij horen, niet durven geloven dat Jezus ook hun Zaligmaker wil zijn.
Dr. Van der Zwaag (1955) heeft er een omvangrijk boek over geschreven met als
titel Afwachten of verwachten? Hij geeft een analyse van het denken over
bekering in de reformatorische zuil. Zijn conclusie is dat
bevindelijk-gereformeerden afgelopen 150 jaar afgebogen zijn van de evenwichtige
prediking van de Reformatie en Nadere Reformatie.
De 'toe-eigening van het heil' is een belangrijk thema voor
bevindelijk-gereformeerden. Er wordt wel gesproken van een crisis in de
prediking. De zekerheid van het geloof is minder stellig geworden. Slechts een
klein gedeelte van de kerkgangers durft zich kind van God te noemen, uit angst
zichzelf te bedriegen.
Krampachtig
Vooral in de Gereformeerde Gemeenten is hierover een discussie opgelaaid, mede
door publicaties van prof. dr. J. Blaauwendraad en ds. C. Harinck. Van der Zwaag
maakte het van nabij mee als lid van de Gereformeerde Gemeente in Barneveld en
kerkredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Wat hem vooral trof was dat op tal
van vragen die speelden, in het verleden een evenwichtig antwoord gegeven is. Na
het afronden van zijn proefschrift in 1999 leefde bij hem daarom ,,de wens alles
in kaart te brengen'' en de mensen te verlossen van ,,de krampachtige
discussies'' die op dit moment worden gevoerd. Van der Zwaag hoopt dat zijn boek
leidt tot een afsluiting van 150 jaar discussie. ,,Nu moet er een keer een einde
aan komen.''
De auteur kreeg zelf de worsteling van 'tot geloof komen' van huis uit mee. Hij
groeide op in de Gereformeerde Gemeente van Barneveld, waar hem duidelijk werd
dat ,,het leven ernstig is en de mens eenmaal rekenschap moet afleggen van wat
hij met zijn leven heeft gedaan''. ,,Die vraag bezette mij.'' Slapeloze nachten
had hij niet. Hij kon echter ,,niet begrijpen dat kerkleden rustig voortleefden,
terwijl ze niet zeker waren van hun geloof''.
Op zijn zestiende verdiepte Van der Zwaag zich in de kerkvader Augustinus, en
diens antwoorden op de grote levensvragen. Tijdens zijn studie filosofie aan de
Vrije Universiteit in Amsterdam kwam hij in aanraking met Kierkegaard. Deze
Deense filosoof heeft zich ook verdiept in de vraag hoe de mens in het reine kan
komen met God. Voor het bijvak kerkgeschiedenis dat Van der Zwaag volgde,
onderzocht hij de theologische ontwikkeling in de negentiende en twintigste
eeuw. Dit alles vormde de opmaat naar zijn boek Afwachten of verwachten?.
Van der Zwaag constateert dat de reformatorische zuil gaandeweg in
eenzijdigheden is vervallen, ook wel hypercalvinisme genoemd. Hij traceerde het
begin van deze stroming in kringen van Engelse baptisten en bij groeperingen in
Nederland, in beide gevallen aan het einde van de achttiende eeuw. Het gaat ten
diepste om de spanning in de gereformeerde leer tussen Gods uitverkiezing en de
verantwoordelijkheid van de mens. Het hypercalvinisme probeert die spanning weg
te nemen door alle nadruk te leggen op Gods soevereiniteit: Hij kiest zijn
kinderen uit. Keerzijde is dat kerkgangers slechts kunnen afwachten of ze door
de Geest wedergeboren worden of niet. Gods beloften komen hun niet toe, als ze
geen teken hebben gekregen dat ze uitverkoren zijn. Van lieverlede is in deze
kringen uitgewerkt welke stadia een kerkganger moet doorlopen voordat hij zich
als uitverkorene kan beschouwen.
Dat stempelt de prediking. Hoe precies? Van der Zwaag aarzelt. Hij is bang voor
generalisaties en karikaturen. In elk geval staat ,,een onheilspellende ernst
centraal'', begint hij. ,,De predikant roept echter niet op tot geloof en
bekering. De preek is vooral een beschrijving van hoe Gods Geest werkt, wat op
zichzelf overigens niet onbelangrijk is.''
Derde weg
Doordat in de preek een appèl ontbreekt, gaan gemeenteleden een neutrale houding
aannemen, aldus Van der Zwaag. Ze vinden zichzelf niet ongelovig, maar zeker ook
niet gelovig. Alsof er een 'derde weg' zou bestaan tussen die van bekeerden en
onbekeerden. In zijn boek citeert Van der Zwaag tal van Schotse en Engelse
leidslieden die deze benadering onmogelijk en levensgevaarlijk noemen.
Waar is in Nederland de hypercalvinistische prediking tegenwoordig te horen? Met
enige tegenzin somt Van der Zwaag een rijtje op, zich beroepend op de algemeen
aanvaarde sociologische indeling van C.S.L. Janse, voormalige hoofdredacteur van
het Reformatorisch Dagblad. Het gaat om de Gereformeerde Gemeenten, de
Gereformeerde Gemeenten in Nederland, de Oud Gereformeerde Gemeenten, delen van
de Christelijke Gereformeerde Kerken en delen van de Gereformeerde Bond en het
Gekrookte Riet binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.
In deze kringen staan de oudvaders op een voetstuk. Het zijn de
vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie (17e en 18e eeuw). Maar Van der
Zwaag is tot de conclusie gekomen dat de oudvaders te gemakkelijk voor het
hypercalvinistische karretje worden gespannen. ,,Ik heb geprobeerd het geheel
van wat de oudvaders naar voren brengen, boven tafel te krijgen door evenwichtig
te citeren.''
Hij wijst in zijn boek gemakkelijker denkbeelden af als het gaat om het verleden
dan om het heden. Over mensen die nog leven wil hij geen al te streng oordeel
vellen, verklaart de auteur. Lezers moeten zelf hun conclusies trekken. ,,Dat is
een teken van volwassenheid.''
Aan de theologie van ds. A. Moerkerken heeft hij een apart hoofdstuk gewijd.
Moerkerken is als rector van de opleiding tot predikant een belangrijke speler
binnen de Gereformeerde Gemeenten. ,,Zoals wijlen ds. G.H. Kersten het
kerkverband in het verleden heeft gestempeld, doet Moerkerken dat vandaag.''
Niemand zal zichzelf een hypercalvinist noemen, maar Moerkerken voldoet volgens
Afwachten of verwachten? wel aan de kenmerken. Zijn boeken over verbond en
belofte zijn richtinggevend binnen de Gereformeerde Gemeenten. Onder invloed van
Moerkerken is de prediking van standen in het genadeleven - nauwkeurig
omschreven stadia in de bekeringsweg - steeds meer ingeburgerd, aldus Van der
Zwaag. Niet in de laatste plaats doordat theologiestudenten in grote lijnen zijn
opvattingen overnemen. Er zijn echter nog wel predikanten in de Gereformeerde
Gemeenten die anders gepreekt hebben of preken, zoals J.W. Kersten, L. Huisman,
C. Harinck en C.G. Vreugdenhil, van wie hij verschillende publicaties in zijn
boek aanhaalt.
E-mail
Er is moed voor nodig het thema van 'de toe-eigening des heils' aan te snijden,
erkent Van der Zwaag. Hij pakt ter illustratie een e-mail van de printer waarin
een kennis hem sterkte toewenst. Zijn boek gaat over een gevoelig onderwerp in
de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Toch ontkent Van der Zwaag dat
zijn werkgever, het Reformatorisch Dagblad, heeft aangestuurd op uitstel van
publicatie. ,,Indianenverhalen'', zegt de auteur.
Blaauwendraad en Harinck kregen het verwijt dat hun boeken polariserend waren.
Van der Zwaag wilde het daarom anders aanpakken. Hij voert aan dat zijn boek
vooral ,,beschrijvend'' is. Maar als anderen zijn bijdrage wel als polariserend
ervaren, kan hij er niets aan doen. ,,Ik hoop op een eerlijk gesprek.''
Zijn grootste zorg is dat pastorale vragen bij gewone gemeenteleden blijven
doorsudderen. De onzekerheid over het eigen geloof zal dan toenemen. Het doet
hem wel wat als duizenden mensen naar een preek luisteren die veel rijker van
inhoud had kunnen zijn. Toch troost hij zich met de gedachte dat ,,elke preek
waarheid in zich heeft''.
Van der Zwaag is niet mis te verstaan waar hij in zijn boek over excessen in de
reformatorische zuil schrijft. ,,Het schrijnende is dat het voortdurende uitstel
van bekering en het gebrek aan gelovig vertrouwen in de genade van Christus
mensen apathisch maakt (...)''. Ook het ,,oordelen over elkaars genadestaat''
stelt hij aan de kaak. Van der Zwaag merkt op dat de gereformeerde leer zo
ontaard kan zijn binnen de reformatorische zuil, dat de christelijke trekken
verdwijnen. ,,Als de God van de Bijbel slechts een God van veraf is, wat
onderscheidt ons als christenen nog van de gebeden van de moslims die zich
richten op een onbekende God?''
In zijn mondelinge toelichting doet Van der Zwaag geen harde uitspraken. Hij
relativeert in zekere zin zelfs de noodzaak van het verschijnen van zijn boek.
Dat predikers van het hypercalvinisme mensen van het heil afhouden, is te sterk
gezegd, vindt Van der Zwaag. ,,God doet wat Hij wil. Hij is niet gebonden aan de
prediking.''
Hij kan de neiging tot hypercalvinisme ook wel verklaren, al is dat ,,wat anders
dan goedpraten''. Bevindelijk-gereformeerden wilden zich afschermen van een al
te gemakkelijke omgang met het heil, zoals ze bespeurden bij Abraham Kuyper en
zijn nazaten. Het gaat dan om de prediking in de Gereformeerde Kerken in
Nederland. Verbondsautomatisme noemden ze dat, alsof Gods beloften automatisch
iedereen ten deel vallen die op het verbondserf geboren is.
Bevindelijk-gereformeerden zijn bang zichzelf te bedriegen met heil dat ze niet
toekomt, en zo verblind de hel tegemoet te gaan, legt Van der Zwaag uit.
Zekerheid
Zelf heeft hij een paar jaar geleden de zekerheid van het geloof ontvangen.
Tijdens een preek drong zijn bekering zich aan hem op. Het waren de woorden
'komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn' die hem op dat
moment bijzonder troffen. Hij gunt anderen deze zekerheid ook. Daarom verlangt
hij naar de evenwichtige prediking van de Reformatie, waarin Gods genade
ruimhartig aangeboden wordt aan de kerkgangers. Maar ,,er is geen kerkverband
waar je het helemaal vindt''. Van der Zwaag is dan ook niet van plan de
Gereformeerde Gemeenten te verlaten, al kerkt hij wel eens elders. ,,Ik voel me
niet gebonden aan één richting, één kerk. Ik voel me verbonden met de breedte
van de reformatorische traditie, en die is terug te vinden in verschillende
kerken.''