In: Om Sions Wil, 5 maart 2004.

 “Bethel en Pniël”

Ds. W. Pieters,

‘Wilt u eens ingaan op het onderscheid tussen de ervaring van Jacob in Bethel en die in Pniël?’

In Bethel, zo wordt wel eens gedacht, is Jacob bekeerd geworden en in Pniël gerechtvaardigd. Ik denk dat deze gedachte fout is: in Bethel was Jacob al bekeerd en in Pniël was hij al gerechtvaardigd. Maar in Bethel schonk de Heere aan Zijn kind een openbaring van Zichzelf en van Zijn trouwe begeleiding, besturing en bescherming. In Pniël schonk de Heere aan hem een nieuwe naam en een extra zegen.

Wat is er in Pniël precies gebeurd? We vinden daarover in Genesis 32, vanaf vers 24 het volgende: dat Jacob bij het riviertje de Jabbok is gekomen. Hij komt na jarenlange afwezigheid weer in zijn geboorteland. Ruim twintig jaren is hij in Paddan-Aram geweest (Syrië). En nu keert hij terug naar het Land der Belofte. Hij is gekomen aan de grens van het land Kanaän. En hij is bang om zijn broer Ezau te ontmoeten. Daarom laat hij al zijn bezittingen en gezinsleden en personeel over het grensriviertje gaan, maar zelf blijft hij alleen achter; om tot God te bidden (zegt kanttekening 35 op vers 24).

En dan gebeurt er in die donkere nacht iets wonderlijks: een Man worstelt met hem. Deze worsteling duurt tot aan het aanbreken van de nieuwe dag. Die Man vraagt dan aan Jacob om Hem los te laten, want Hij wil gaan, aangezien de dageraad is opgegaan. Maar Jacob laat Hem niet gaan, tenzij Hij hem eerst zegent. Hij ontvangt de zegen van een nieuwe naam. Eerst heette hij alleen Jacob, nu krijgt Hij tevens de naam Israël.

De naam ‘Jacob’ kreeg hij, omdat hij voor de geboorte de hiel van zijn tweelingbroer vasthield; ‘Israël’ betekent dat hij zich vorstelijk met God en mensen heeft gedragen en heeft overwonnen en ook zal overwinnen.

Dan gaat die Man weg.

Dan komen de eerste stralen van de opkomende zon over de kim en spreekt Jacob de woorden uit: "Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geweest." Daarom noemt hij de naam van die plaats bij het grensriviertje Jabbok nu Pniël. Want het woord ‘Pniël’ betekent: Gods Aangezicht.

Welke betekenis heeft de Pniël-ervaring in het leven van aartsvader Jacob? De Schrift zelf is daarover zeer sober. En een ieder ziet er dus weer wat anders in. Er zijn er, die de ervaring van Jacob bij Pniël zien als een bijzonder keerpunt in zijn leven. Hoe bijzonder? Vóór Pniël was Jacob nog niet gerechtvaardigd; hij was wel reeds wedergeboren, maar in Pniël werd hij pas gerechtvaardigd.

Waarop baseert men deze mening? Op de nieuwe naam, die Jacob kreeg en op zijn uitspraak na deze gebeurtenis. Een nieuwe naam duidt op een vernieuwing van Jacob. Er was dus een duidelijk nieuw punt in zijn leven: hij zou voortaan niet meer Jacob heten (of, zoals kanttekening 41 luidt: niet alleen Jacob heten), maar Israël. Is de naam ‘Jacob’ echter zo ongunstig?

U weet dat Jacob zijn naam kreeg, omdat hij de hiel van zijn broer vasthield. Meestal leggen tegenwoordige predikers dit uit als slinks, iemand die de hiel vasthoudt, is achterbaks. Zo legt Ezau de naam van zijn broer wel uit (Genesis 27 vers 36). Het Hebreeuwse woordje ‘jacob’ kan dan ook betekenen: hij bedriegt! Maar kanttekening 18 op Hosea 12 vers 4 legt het heel anders uit en zegt daarover: dat Jacob reeds in de moederschoot de hiel van zijn tweelingbroer vasthield, was ‘Tot een teken, dat God aan Jacob het recht der eerstgeboorte door loutere genade toegelegd / toegeschikt had, wat hij door het recht der natuur niet kon hebben.’

Er is over de Pniël-ervaring van aartsvader Jacob ook een andere mening, namelijk die van Calvijn. Calvijn geeft deze les, dat we in de worsteling met Jacob een afbeelding kunnen zien dat heel ons leven een worsteling is. Hij betrekt de ervaring van Pniël dus niet op een bepaalde gebeurtenis in het leven van Gods kinderen, maar hij ziet er een les in voor heel het leven; namelijk dagelijks beproefd worden, dagelijks geoefend worden, dagelijks in de strijd des geloofs staan. En dit geldt voor alle kinderen van God. Zij zullen niet alleen een Bethel-ervaring hebben, maar ook een Pniël-ervaring. Niet alleen een bemoediging op de reis, maar ook een ondersteuning in de strijd! Zodat ook wíj door middel van deze geschiedenis verzekerd worden van de gelukkige afloop van ónze geestelijke strijd. Daar zijn momenten in het leven des geloofs, dat er wordt getwijfeld aan alles wat van God is. De tegenstanders zijn vele en machtig en het schijnt dat de Heere ons heeft verlaten en is vergeten. Maar de Heere geeft die nieuwe naam Israël, waarin duidelijk wordt: ‘Gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen en gij hebt overwonnen, gij zult overwinnen.’ Dat is wat Gods kinderen soms zeer duidelijk zien liggen en mogen geloven. Hoewel het soms wat troebel en bestreden is.

Wat is Pniël? Vooral, dat de wáre Israël, Jezus Christus, heeft gestreden en overwonnen. Zo zeggen de statenvertalers het. Kanttekening 12 op Jesaja 49 vers 3 spreekt daarover. In dat vers staat: "En Hij heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht; Israël, door Wie ik verheerlijkt zal worden." En kanttekening 12 luidt dan als volgt: ‘De zin van deze woorden is: O Christus, Gij zijt niet alleen Mijn Knecht; maar Gij zijt ook de rechte Israël, Die met God en Zijn machtige toorn strijdende, de overwinning behouden zult, van Wie Jacob alleen een voorbeeld geweest is, toen hij met de Engel des HEEREN strijdende, Die overwonnen heeft, waarvan hij de naam Israël gekregen heeft.’ Hier zien we dus nog een betekenis van de worsteling van Jacob, namelijk dat hij daarin een voorbeeld is geweest van de worsteling van Jezus Christus tegen de machtige toorn van God. Een prachtige les, waarin we zien, hoe onze vaderen hebben geweten dat de geschiedenissen van het Oude Testament alle hun vervulling in Christus vonden. Ze hebben vanuit het Woord (Jesaja 49) geleerd dat alle mensen en gebeurtenissen van het Oude Testament op de een of andere manier zagen op (de komst van) Christus.

Och, dat wij allen met Jacob de eenzaamheid meer zoeken. Dat we mogen worden aangegrepen door God en ook met Hem leren worstelen. En dat we in onze dagelijkse strijd verzekerd mogen zijn van Zijn trouwe bescherming. Om Jezus’ wil ben ik niet alleen een Jacob, maar ook een Israël, die bij God mag aanhouden en Hem niet laat gaan, tenzij Hij zegent (een bijzonder kenmerk vaak van het toevluchtnemend geloof).

In Bethel is Christus de Ladder die hemel en aarde verbindt, en God belooft met Jacob te zullen zijn, wat slechts vervuld wordt in IMMANUËL, Jezus Christus, God met ons. In Pniël is het Aangezicht Gods weer Jezus Christus, maar dan in nog rijkere mate. Zo is er een opwas tussen Bethel en Pniël, maar geen scheiding, geen wezenlijk verschil. Wie Bethel beleeft, heeft de ganse zaligheid: een open hemel, een verzoend God, een God van nabij in Immanuël en een God van trouwe bescherming tot en met de dood.