Ellips, oktober 2003

 

De toe-eigening des heils

 

Prof. dr. W. J. Ouweneel

 

 

Met zijn boek Afwachten of verwachten? De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief heeft een van de leden van onze Redactieraad, dr. Klaas van der Zwaag, een kolossale prestatie geleverd — kolossaal zowel wat betreft vorm (bijna 1100 bladzijden!) als inhoud. Dit zal, neem ik aan, voor lange tijd hét standaardwerk over dit onderwerp zijn. De evangelische christenen van wie ikzelf deel uitmaak, en eigenlijk ook vaak de geestelijke nazaten van Abraham Kuyper, hebben gewoonlijk maar weinig benul van de betekenis van de thema’s die in dit werk aan de orde komen; bevindelijk-reformatorische christenen weten het echter maar al te goed. Menige bespreking tussen christelijk-gereformeerden en nederlands-gereformeerden is al stukgelopen op de kwestie van de ‘toe-eigening des heils’. Aan de rechterzijde van de gereformeerde gezindte (de Geref. Gemeenten, de Geref. Gemeenten in Nederland, de Oud-Gereformeerde Gemeenten, de rechterflank van de Geref. Bond plus de ‘Gekrookte Rieters’ binnen de Ned. Hervormde Kerk, en de ‘Bewaar het pand’-ers binnen de Chr. Gereformeerde Kerken) gaat het hier om een van de belangrijkste theologische onderwerpen, met enorme historische praktische implicaties.

 

Denkende evangelische christenen, die wellicht met deel III (‘De theologische ontwikkeling van de reformatorische kerken na de Afscheiding’) en deel IV (‘Kracht en zwakheid van de bevindelijke traditie’) niet veel zullen kunnen aanvangen omdat ze er geen affiniteit mee hebben, moeten toch wel degelijk zich bezinnen op vragen als: (a) Wat houdt de goddelijke uitverkiezing precies in? alleen maar ‘voorkennis’ van God of een echt kiezen wie wel en wie niet?? (b) Als sommigen uitverkoren zijn en anderen niet, hoe kan God dan in alle oprechtheid alle mensen tot het heil roepen? (c) Hoe kan een mens, die van nature een zondaar is, onbekwaam tot het goede, dan toch in staat geacht worden zich het heil toe te eigenen dat hem wordt aangeboden? Dat is: hoe groot is het aandeel van de menselijke verantwoordelijkheid bij de bekering en wedergeboorte? (d) Kan een mens zich het heil ‘zomaar’ toe-eigenen of houdt dat een heel proces in (zg. ‘standenleer’)? En nog heel wat andere vragen.

 

Het is mijn ervaring dat evangelische christenen over deze en andere vragen vaak veel te ‘gemakkelijk’, om niet te zeggen oppervlakkig denken. Het boek van Van der Zwaag echter laat duidelijk zien dat veel reformatorische christenen er wel erg ‘moeilijk’ over denken. Hoe komt dat? Hoe zijn zij over deze kwesties onderling zo verdeeld geraakt? Waar zit ’m dat in? Is dat puur een kwestie van theologie, of ook van psychologie, of sociologie, of geschiedenis? Van der Zwaag bespreekt niet alleen grondig de theologische kwesties, maar ook deze uiterst belangrijke achtergrondsvragen. Na een korte inleiding (deel I) volgt in deel II het lange theologische en dogmenhistorische gedeelte (vanaf de Reformatie tot en met de Nadere Reformatie en de puriteinen), in deel III het kerkhistorische gedeelte (vanaf de Afscheiding tot op heden) en in deel IV een bezinning op de sterke en de minder sterke punten in de bevindelijk-gereformeerde traditie.

 

Het is een geweldige prestatie zoveel theologie en geschiedenis in één bestek bij elkaar te brengen. Daarin ligt misschien tegelijk de zwakte. Heel velen hebben dit boek al gekocht; maar - behalve een paar vaktheologen - hoevelen zullen het echt van voor tot achter doorwerken en ‘er wat mee doen’? Misschien is het een goed idee als de schrijver een populaire samenvatting van dit boek zou publiceren in pakweg een 150 bladzijden. Of nog beter: misschien moet het boek er één van 300 bladzijden worden, waarin Van der Zwaag deze hele discussie tevens plaatst binnen het geheel van de theologische traditie omtrent de behandelde vragen, dus met inbegrip van wat in de nieuwere tijd door rooms-katholieken, lutheranen en vooral evangelicalen wereldwijd is aangedragen. Het gevaar is dat de strijd rond de toe-eigening des heils te veel verwordt tot een stuk geestelijke inteelt binnen de naar verhouding kleine kring van bevindelijk-gereformeerden in ons nietige landje, terwijl het in Gods universele kerk allang over heel andere en naar mijn besef in bepaalde opzichten ook gewichtiger vragen gaat. En dat zijn veelal ook precies de vragen waarmee de jongeren in die bevindelijk-gereformeerde stromingen bezig zijn!

 

Daarmee doe ik niets af aan de waarde van dit prachtige boek. Maar het zou te betreuren zijn als de discussie zich uitsluitend bleef afspelen binnen dit kleine hoekje van de wereldkerk, terwijl de wolkkolom van Gods Geest allang naar een volgende pleisterplaats op weg is. Tegenover de paar honderdduizend bevindelijk-gereformeerden in Nederland staan zo’n achthonderd miljoen evangelicale christenen (de snelst groeiende religieuze gemeenschap wereldwijd), van wie velen óók diep hebben gestudeerd op de genoemde kwesties. Het doet me pijn als bijv. ds. C. Harinck mij zonder meer als Arminiaan afschildert, terwijl ik met vele andere evangelicalen dat helemaal niet ben. Zo groot is de onkunde (en ik zeg erbij: dat is helaas wederzijds). Wat zou het geweldig zijn als evangelicale theologen dit boek van Van der Zwaag zouden doorwerken — en bevindelijk-gereformeerden uit hun schuilhoek tevoorschijn zouden komen en het gesprek over deze dingen met medechristenen zouden aangaan. Misschien dat Van der Zwaag in een vervolgwerk daar zelf een aanzet toe zou willen geven. Ik zal hem tegen die tijd graag op de relevante literatuur wijzen!

 

N.a.v.: dr. K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten? De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief, Heerenveen: Groen 2003; 1098 pag.; prijs: 29,50.

 

Prof. dr. W.J. Ouweneel