Zonder overdrijving kunnen we aan een recensie over het boek van dr. K. van der Zwaag bovenstaande titel meegeven. Ter toelichting het volgende:
1. Er moet een bepaald belang mee gediend zijn wil er in Nederland een boek van bijna 1100 bladzijden – een literatuurlijst van enkele tientallen pagina’s inbegrepen – verschijnen dat in een keurige gebonden uitgave te koop is voor nog geen dertig euro. Dat kan alleen maar wanneer een aantal sponsors bij de verschijning van dit boek zoveel belang heeft dat zij bereid zijn daar geld voor op tafel te leggen.
2. Het zegt iets wanneer de eerste druk binnen enkele weken uitverkocht is en een tweede druk noodzakelijk blijkt.
3. Het is niet alledaags, wanneer ter gelegenheid van de verschijning van een boek een studiedag wordt belegd.
4. Er moet iets aan de hand zijn wanneer dit boek door een recensent wordt aangeduid als “Een steen in de vijver van de Gereformeerde Gemeenten”; door een ander wordt aangeduid als een encyclopedie waarin vrijwel alle onderwerpen behandeld worden die samenhangen met de persoonlijke verwerving van heilszekerheid; terwijl in de kerkelijke kring van de schrijver kansels zijn van waaraf het lezen van dit boek ontraden wordt.
Wat is er aan de hand? Van der Zwaag, redacteur bij het RD, heeft een boek geschreven over de toe-eigening des heils. Onder de titel “Afwachten of verwachten” behandelt het de toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief. Terwijl christelijke gereformeerden bij die uitdrukking dan vooral denken aan de verhouding tussen hun kerken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken, blijkt dit boek vooral te handelen over de problematiek op dit terrein binnen de kerken die zich - ik duid het gemakshalve zo aan – ter rechterzijde van onze kerken bevinden in de gereformeerde gezindte. Overigens is de lezer al halverwege het boek, voordat die problematiek echt aan de orde komt.
Een groot deel van het werk, ruim 500 bladzijden, wordt in beslag genomen door het tweede deel: “De verkondiging van vrije genade”. Hier ontdekken wij wat de schrijver bewogen heeft. Hij is diep getroffen door wat hij op dit punt gevonden heeft in de schatkamers van de Reformatie, de Nadere Reformatie en het Puritanisme. Achter de grote hoeveelheid citaten schuilt naar mijn aanvoelen niet een man, die zijn gelijk wil halen in een polemiek, maar een schatgraver die steeds meer ontdekt en dat aan anderen wil laten zien. Men kan van mening verschillen over de vraag of het niet wat minder en beknopter had gekund, een feit is dat hier een overvloed aan gedachten en uitspraken te vinden is met betrekking tot de prediking van de vrije genade waarin het hart van de Reformatie klopt.
Het contrast met het derde deel is daarna wel groot. Het geeft inderdaad een schok – het woord is al door anderen gebruikt – te ontdekken welke theologische ontwikkeling zich na de Afscheiding binnen de reformatorische kerken heeft voltrokken. Daarbij gaat het niet zozeer over de ontwikkeling van de leer en de prediking binnen de diverse kerken die hun wortels hebben in de Vereniging van 1892. De schrijver kent die ontwikkeling, maar stelt terecht dat de behandeling daarvan een ander boek zou vragen. Het gaat hier vooral over ontwikkelingen binnen de verschillende (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Ned.). Opnieuw valt op dat de schrijver geen polemiek bedoelt. Hij legt zaken naast elkaar met de bedoeling dat de lezer zal vergelijken bij het licht van Schrift en confessie. Hij doet dat vanuit het verlangen dat de Heere als de God van volkomen zaligheid aan Zijn eer komt en dat verloren zondaren aan de zaligheid komen.
In het laatste deel tenslotte wordt aandacht gevraagd voor de stroming die wordt aangeduid als het hypercalvinisme en voor de ontsporingen die daarvan het gevolg kunnen zijn. Het boek sluit met een aantal samenvattende conclusies. Het begin van de zeventiende en laatste conclusie wil ik hier weergeven: “De reformatorische en puriteinse wortels van de huidige reformatorische kerken zijn het alleszins waard om intensief te bestuderen. Een gezamenlijke studie door de kerken zou de crisis in de bevindelijk-gereformeerde prediking middelijkerwijs kunnen bezweren”.
Natuurlijk zou je op onderdelen met de schrijver nader van gedachten willen wisselen, maar over het geheel heb ik veel waardering voor wat hier geboden wordt. De Heere geve dat het weerklank mag vinden.
Wie het boek van Van der Zwaag doorwerkt, zal veel tegenkomen dat ons als christelijke gereformeerden aanspreekt. Daarom zouden wij er naar mijn mening terdege onze winst mee kunnen doen. Op deze 31 oktober worden wij herinnerd aan onze wortels. Het zou een zegen zijn wanneer wij onszelf aan de hand van dit boek, en in het bijzonder van het tweede deel, onderzoeken in hoeverre wij van dit fundament zijn afgeraakt. In een andere richting, zeker, maar daarom niet minder. Wijlen prof. Van der Meiden waarschuwde een halve eeuw geleden niet voor niets voor een steriel christendom, waardoor we zowel aan de linker- als aan de rechterkant van de weg kunnen raken.
Ik zou de lezers van de Wekker dringend willen oproepen het boek van Van der Zwaag te bestuderen. Ik zou het vooral aan onze kerkenraden willen aanraden. En ik zou mijn collega’s in de bediening willen vragen: lees en bestudeer wat hier geboden wordt. Het gaat ook ons aan. De zaken die aan de orde komen wanneer wij spreken over de toe-eigening des heils zijn blijvend actueel. Het gaat immers om de eer van God in de zaliging van zondaren.
J. Westerink
n.a.v. Dr. K. van der Zwaag: ‘Afwachten of verwachten?’ De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief. Uitg. Groen, 2003. ISBN 90-5829-337-8. 1098 pag. Prijs € 29,50
(Ds. J. Westerink is predikant van Utrecht-West.)